Rustig en genietend van de late zomerzon loop ik over de speelplaats met mijn collega. Pauze-surveillance is nooit een van mijn favoriete bezigheden geweest. Het leraarschap is een van de weinige beroepen waar je tijdens de pauze van je werk moet werken. Maar met deze zon is het goed uit te houden. De speelplaats is mooi: er is gras, er zijn pingpongtafels, een basketbal-veld, een amfitheater en zithoekjes. De speelplaats is daarnaast helemaal leeg: geen leerling te bekennen. "Waar is iedereen? Waarom zijn ze niet buiten? Het is heerlijk weer!", vraag ik aan mijn collega. "Buiten is geen Wifi" is haar droge antwoord.
Binnen in de bedompte aula zitten 1200 leerlingen op elkaar gepakt. Het is pauze, ze mogen nu praten en grappen maken, maar het is muisstil. Een enkeling neemt een hap uit zijn boterham of een slok uit zijn dopper, maar iedereen staart naar het kleine schermpje van zijn of haar telefoon. Niemand kletst, lacht of speelt. Zelfs mijn eigen mentorleerlingen reageren niet als ik ze begroet. Ze zijn allemaal hier, maar allemaal eigenlijk ergens anders. Ze zijn allemaal samen, maar eigenlijk allemaal alleen. Verbonden, maar niet met elkaar. "Alleen in het absolute hier en nu raken tijd en eeuwigheid elkaar. Alleen in het hier en nu kun je God vinden" schrijft de onlangs overleden Kallistos Ware. Dat tijd vervaagt, dat tijd betrekkelijk is, is een gewaarwording die menig orthodoxe christen tijdens het gebed of tijdens een eredienst aan den lijve zal hebben ondervonden. Een uur duurt vijf minuten en een seconde een eeuwigheid. Maar hoe maak je dat duidelijk een kinderen die nooit meer echt hier en nooit meer echt in het nu zijn? De afgelopen jaren zijn er talloze studies verschenen over het desastreuze effect dat het constant online zijn op de hersenontwikkeling van kinderen en jongeren heeft. De Amerikaanse autoriteit op het gebied van opvoeding (A.A.P) adviseert zelfs: "for children under the age of three: zero screen time." Voor kinderen jonger dan drie: geen enkel beeldscherm, geen TV, geen computer, geen telefoon, helemaal niets. Ik ben dan ook vastbesloten om mijn dochters geen telefoon te geven, alvorens ze die écht nodig hebben. Dat moment hebben mijn vrouw en ik vastgepind op het begin van de middelbare school. Toegegeven, dat is een beetje arbitrair, maar ik weet het ook niet anders. Tegelijk zie ik dat de kinderen rondom mijn oudste dochter langzaamaan allemaal een eigen tablet of telefoon krijgen. Sommigen hebben zelfs een eigen Facebook- of Instagram-profiel, of TikTok en hebben met de hulp van hun ouders handig de leeftijdsgrens van het medium omzeild. Maar als ik ze dan uitdrukkingsloos op hun schermpje zie staren, zappend van het ene onbenullige filmpje naar het andere, dan denk ik: weer een kinderbrein dat zich niet langer dan 20 seconden kan concentreren, weer een kinderbrein dat iedere 2 seconden een nieuwe impuls nodig heeft om bij de les te blijven, weer een kinderbrein dat niet meer kan memoriseren, woordjes leren of jaartallen kan onthouden. Dan zou ik het liefst mijn dochters helemaal geen telefoon willen geven, nooit. Maar dat is geen optie. Zonder telefoon zouden mijn kinderen al snel het mikpunt van spot, pesterij en misschien zelfs uitsluiting worden. Ze zouden als buitenbeentjes en zonderlingen gezien worden. Dat wil je ook niet voor je kinderen. Het vermaledijde apparaat zal er dus een keertje komen, hoe dan ook. Beter dan ze het apparaatje te onthouden is het ze te leren hoe ermee om te gaan. Maar hoe doe je dat? Sherry Turkle, communicatiepsycholoog aan het MIT in Boston schreef er een lezenswaardig boek over: "Alone together". Ze zegt dat je je kinderen leert hoe met technologie om te gaan door niet die dingen te doen waar je je bij kinderen juist zo aan ergert, door zelf het goede voorbeeld te geven. Wat houdt dat precies in? Hieronder volgen puntsgewijs haar adviezen: Gebruik je telefoon waar hij voor bedoeld is: communicatie met anderen. Niet voor spelletjes, want die doe je samen, aan tafel, het liefst met je gezin of je vrienden. Ook niet voor het doelloos scrollen door de karikaturen van hun leven die je "vrienden" op social media hebben gezet. Als je wilt weten hoe het met iemand gaat: zoek hem of haar op. Check je berichten en meldingen op vaste tijden, bijvoorbeeld een keer 's morgens en een keer 's avonds. Je maakt er geen vrienden mee op je werk, die verwachten dat je dag en nacht bereikbaar bent. Maar daar wennen ze wel aan en gaan het uiteindelijk prettig vinden: ze weten in ieder geval dat je 's middags je berichten niet leest, maar dat je met je werk bezig bent. Je kinderen zien je telefoon dan als een apparaat dat papa of mama soms nodig heeft voor het werk en niet als een begerenswaardig object waar papa en mama hun vrije tijd mee doorbrengen. Berg je telefoon op, wanneer je thuis bent. Als papa thuis komt van zijn werk, dan ís hij er ook echt. Leg je telefoon uit het zicht, in je tas of in de kast. En al helemaal tijdens de maaltijd. De telefoon is een noodzakelijk kwaad, maar door hem weg te leggen vormt het kleine zwarte schermpje geen bedreiging voor de tijd die eigenlijk aan je gezin toebehoort. Niet bereikbaar zijn is een recht, geen privilege. Voordat de mobiele telefoon bestond was het vanzelfsprekend: kwam je thuis van je werk, dan was je thuis en deed je "thuis-dingen": klussen, spelen met je kinderen, koken, tuinieren of poetsen. Alleen in de hoogste noodgevallen werd je gebeld. En geloof me, ook zonder de mobiele telefoon hebben kinderen hun diploma gehaald, hebben gestudeerd en geleerd, misschien wel op een hoger niveau dan vandaag het geval is. In de landen om ons heen is men een stuk verder op dit gebied. Een Duitse werkgever mag zijn werknemers niet verplichten om hun mail ná werktijd te lezen. In Frankrijk is het zelfs verboden om na werktijd een email te sturen! Dat zal in Nederland, met onze doorgedraaide arbeidsethos, waarschijnlijk niet gaan gebeuren, maar een hoop kun je zelf doen: maak op je werk duidelijk dat je je mail niet meer ná zes uur 's avonds leest. Of zet onder iedere email die je stuurt de tijden waarop je je mailbox checkt. Punt. Voor iedereen duidelijk. Koop geen smartwatch, of draag hem niet als je er een krijgt. Iedereen kent het wel: je zit in een boeiend gesprek en plots kijkt je gesprekspartner naar zijn pols, want er komt een melding binnen. Dat is net zo vervelend, onbeleefd, nee, onbeschoft als wanneer iemand tijdens een gesprek voortdurend op zijn horloge zit te kijken. Met een smartwatch ben je vogelvrij, letterlijk voortdurend bereikbaar, zelfs wanneer je op het toilet zit. De les die je kind trekt uit je smartwatch is bitter: papa heeft tijd voor me, behalve als zijn horloge piept. Dan moet ik plaats maken voor iets belangrijkers. Niets verpest de kostbare tijd met je kind zo sterk als het piepje en de vluchtige blik op de smartwatch. Een kind heeft dat onmiddellijk en onfeilbaar in de gaten. Heb je een smartwatch: gooi hem weg. Vandaag nog. Verkoop hem niet, want dan verdien je geld met het verdriet van een kind van iemand anders. Je kind zal de tijd die je met onverdeelde aandacht aan hem of haar besteed onthouden, een leven lang. Mijn dochters zullen zich dat óók herinneren, dat papa met hen ging wandelen en zijn telefoon thuis liet. Ze zullen het zich ook herinneren wanneer ze zien dat hun leeftijdsgenoten slechts operatief van hun telefoon gescheiden kunnen worden. En dat zullen ze niet willen. Kinderen vragen niet veel van je. Ze zijn geduldig en kunnen veel hebben. Het enige dat ze van je vragen is wél je kostbaarste bezit, waarvan je het minste hebt om weg te geven: je tijd. Kinderen leven van nature in het absolute hier en nu, de plaats waar God woont. "Als gij niet wordt als kinderen, zult gij het Koninkrijk der Hemelen niet betreden." Vandaar. Een kind neemt je mee in dat hier en nu, als je het toelaat. In de ogen van je kind, dat zo grenzenloos en onvoorstelbaar veel van je houdt, daar zul je God zien, iedere dag opnieuw. Er zijn maar weinig dingen die me zo vervullen met een gevoel van geluk als mijn kinderen zien dartelen op hun blote voeten op het frisse, malse, groene en met zorg onderhouden gazon in onze achtertuin. Oké, het is even niet meer zo groen en mals, maar dat komt wel weer goed. Op hun blote voeten: dat is cruciaal. Niet alleen zien ze het gras, ruiken ze de geur die bij iedere stap opstijgt, maar ze voelen het ook. Ze voelen de zachtheid van de halmen, de kracht, de frisheid en de veiligheid van die groene plek, die ik speciaal voor hen heb aangelegd. In het voorjaar en de zomer is het grasveld achterom hun thuis.
Orthodoxe christenen onderhouden een bijzondere relatie met de natuur. Beter gezegd: ze onderhouden géén relatie met de natuur. Je kunt immers geen relatie onderhouden met iets waar je zelf een onderdeel van bent. In het Grieks, noch in het Russisch, bestaat er een apart woord voor "natuur", in de westere betekenis ervan. "Natuur" in de zin van iets dat los staat van de mens, waar de mens geen onderdeel van uitmaakt en waar hij dus voor kan of zou moeten zorgen, dat bestaat niet in het orthodoxe gedachtengoed. We kunnen dus niet praten over "de Mens en de Natuur". Dat zou hetzelfde zijn als praten over "Voetbal en Sport". Nu vraag ik mij geregeld af in hoeverre die laatste twee inderdaad iets met elkaar te maken hebben, maar ik besef me terdege dat voor de meeste Nederlanders dat heel anders zal liggen. Wat wél bestaat in het orthodoxe gedachtengoed is: liefde. Liefde voor alles wat God gemaakt heeft, liefde voor alles wat leeft. Voor alles wat leeft: voor de blauwe regen achter in de tuin, voor de oude notenboom bij de achterburen, voor het gras onder onze voeten, de regenworm die erin leeft en voor de merel die hem eruit pikt voor zijn middagmaal. En iets dat je liefhebt, kun je geen kwaad berokkenen. Een groenere, milieu-bewustere en ecologische levenshouding is niet denkbaar. Dat is ook wat ik mijn dochters probeer mee te geven: liefde voor alles wat leeft. Dat doe je niet door voortdurend te benadrukken hoe kwetsbaar iets is. Dat doe je ook niet door ze alle verschillende soorten en maten van planten, bomen en dieren te vertellen. Dat doe je door ze ervan te laten genieten. Zie je een boom: laat ze erin klimmen. Dat is spannend en leuk en de boom kan er prima tegen. Het boeit de meiden geen sikkepit wat voor soort boom het is. Mijzelf overigens ook niet. Als je er maar in kunt klimmen. Over gras kun je rennen, op je blote voeten, je kunt erin liggen en naar de wolken in de hemel kijken. In water kun je springen, een koe kun je aaien en het vertrouwen van een eekhoorn kun je winnen, als je genoeg geduld hebt. De natuur is geen geschenk. Wij zijn zélf de "natuur". Het leven is een geschenk. Wij zijn zelf een van de schepselen, die God gemaakt heeft om lief te hebben. Hou ervan, speel ermee en geniet ervan, want het is ongelofelijk mooi. Hanno Drie dochters bevolken mijn dagelijks bestaan. Julia (7), Laura (4) en Andrea (2) bepalen voor een groot deel mijn dagprogramma, ze maken plezier, ze maken ruzie, maken onvoorstelbaar veel rommel en gaan naar school. Ze stoeien met me, hangen om mijn nek en zijn altijd boos op me. Duizenden vragen vuren ze op me af, maar ze zijn zelden tevreden met het antwoord. Het vaderschap is een gemengd genoegen.
Drie dochters, drie kleine mensen hebben mijn leven gevuld. Niet per sé altijd met vreugde en plezier, maar wél met liefde, oneindig veel liefde. Het vaderschap is een geschenk. God heeft óns gekozen voor deze drie meiden, lang voordat ze geboren werden. Hij gaf ons daarmee ook de verantwoordelijkheid over hun zorg en hun opvoeding. En dat baart me wel eens zorgen, als ik over mijn eigen beperkingen en tekortkomingen nadenk. Het is moeilijk om de invloed die je als vader op het leven van je kinderen hebt te overschatten. Ieder woord, iedere blik op je gezicht, iedere keuze en iedere activiteit heeft een blijvende uitwerking op het leven van deze afhankelijke, kwetsbare en beïnvloedbare kinderen. Dat klinkt als een zware last, maar dat is het niet. Tenminste, niet zolang je je ervan bewust bent, niet zolang je je handelen en spreken toetst met je partner en al helemaal niet wanneer je je vaderlijke taak deelt met de alwetendheid en de Liefde van de allerhoogste Vader. "Ik laat mijn kind niet dopen. Als hij volwassen is kan hij zelf de keuze maken." Veel hedendaagse ouders maken deze keuze, in de illusie dat hun kind op latere leeftijd zelf kan kiezen voor een gelovig leven, als hij dat wil. Dat idee is een illusie: wanneer je het zaadje van het geloof niet plant bij een kind, zal het op volwassen leeftijd niet voor het geloof kiezen. Ieder kind is van nature gelovig. Dus je kunt het beter andersom formuleren: wanneer je het zaadje van het geloof niet levend houdt, zal het sterven en niet uitgroeien tot een boom. Als je er dus voor kiest je kind niet gelovig op te voeden, met als argument dat je die keuze niet voor hem wilt maken, dan doe je dus precies het tegenovergestelde: je maakt die keuze juist wél voor hem. Maar wat ís gelovig opvoeden eigenlijk? Wat houdt het in? Wat zijn de do's en don'ts?. Precies daar gaat deze blog over. Verwacht geen theologische bespiegelingen, die zal ik (proberen te) vermijden. Maar verwacht vooral praktische voorbeelden, van dingen die ik geprobeerd heb, die soms geslaagd, maar vaak ook hopeloos mislukt zijn. Hopelijk hebben jullie er wat aan. Hanno |
De schrijverHanno Uittenbogaard is getrouwd, vader van drie dochters en Grieks-Orthodox. In een samenleving waar er nauwelijks nog geluisterd wordt naar de stem van Christus vraagt hij zich af wat het betekent om een Christelijke vader te zijn. Archives |